De Luursemaheerd of Luursemaborg bij Feerwerd
Meerdere borgen
In 1449 komt in een ruilakte de 'Abyngeheert' (in 1455 'Abyngehuus' genoemd) voor met een steenhuis, waarvan de ligging verder niet genoemd wordt. Het goed wordt in dit jaar overgedragen aan het klooster van Selwerd. Hierdoor is dit huis nooit uitgegroeid tot een borg. Dit geldt wel voor twee andere adellijke woningen, De Aldringaborg of 'grote borg' van Feerwerd ten noordwesten van het dorp en de Luursemaheerd of 'kleine borg' van Feerwerd ten zuiden van het dorp. De eigenaren van deze borgen krijgen het in de 17e eeuw meerdere malen met elkaar aan de stok alvorens de Aldringaborg door verkoop in de handen van dezelfde familie komt. Beide borgen worden in de 18e eeuw op afbraak verkocht. Alleen de borgstee van de Aldringaborg is nog terug te zien. Hier is sinds 2012 het kantoor van stierenspermabedrijf Koepon gevestigd.
'Feerwert Tot Feerwert' op de Coenderskaart. Het betreft hier de Aldringaborg (de grote borg).
Van de Luursemaborg is geen afbeelding bekend.
De Luursemaborg
De Luursemaheerd of Luursemaborg, ook kleine borg genoemd, is een borg ten zuiden van het dorp Feerwerd geweest. De plek van de borg is niet helemaal bekend, maar heeft zich volgens Formsma en 'volgens oude ingezetenen' op het perceel ten noorden van de huidige boerderij op het zuidoostelijke deel van de zuidelijke wierde van Feerwerd bevonden. Bij de afgraving van deze wierde rond 1900 is het borgterrein volledig verdwenen. Bij latere opgravingen zijn over het hele terrein middeleeuwse scherven gevonden. Het terrein is nu in gebruik als grasland. De boerderij direct ten zuiden van het borgterrein zou vroeger ook Luursmaheerd genoemd zijn, maar deze naam is nu niet meer bekend.
Geschiedenis
Rond 1506 trouwt de Friese hoofdeling Jancko Douwama (zie blok hieronder) met Teth Luursema van de Olt Luersemaheert bij Beswerd en vestigt zich vervolgens waarschijnlijk op de latere Luursemaheerd. Deze 'goede hoffmans wooninge', zoals kroniekschrijver Sicke Benninge het omschrijft, wordt gelijkgesteld aan deze borg omdat later zijn kleindochter hier ook woont. Bij de borg horen 'ruters' (krijgsknechten) en geschutstukken, welke laatste bij Douwama's afwezigheid door zijn knechten voor bier zouden zijn verkocht bij het in 1501 gebouwde blokhuis bij de Aduarderzijlen. De familie Luursema of Luers(e)ma komt voor in Feerwerd vanaf 1406. In de kerk van Feerwerd ligt een grafsteen van Sicke Luersema uit 1493. In de buurt van Feerwerd hebben destijds meerdere boerderijen gestaan met de naam Luursemaheerd. In 1505 heeft deze familie 6 van de 15 ommegangen (en dus ook 6 edele heerden) van Feerwerd in bezit. Dat de familie vanuit Beswerd zich in Feerwerd heeft gevestigd heeft mogelijk te maken met het feit dat het klooster van Aduard bijna al het land onder Garnwerd (waaronder Beswerd valt) bezit en het versterken van hun invloedssfeer daar dus niet goed mogelijk is geweest.
Jancko Douwama van Oldeboorn is circa 1482 geboren de Oldeboorn. Hij overlijdt te Vilvoorde op 13 april 1533, en is een Fries politicus geweest.
Als de Schieringers onder aanvoering van Juw Dekama de hulp van de Saksen inroepen, verlaat hij Friesland. Hij keert in 1502 terug en wordt één der leiders van de vetkoperse Friezen in de Saksische tijd. In 1506 vestigt hij zich in Feerwerd, na te zijn getrouwd met Teth Luersema van de Olt Luersemaheerd van Beswerd. Hij sluit zich aanvankelijk aan bij hertog Karel van Gelre (1514), maar Douwama's strijd om de Friese vrijheid te handhaven strookt niet met de bedoelingen van de hertog en hij raakt in 1520 in ongenade. Hij helpt Karel V bij de verovering van Friesland. Hij wordt door beide partijen als verrader gewantrouwd. Hij komt tegenover de stadhouder Georg Schenck van Toutenburg te staan, die, tezamen met Keimpe van Martena, zijn ondergang bewerkt. Douwama staat ook in contact met graaf Edzard I van Oost-Friesland. Op 12 juni 1523 wordt hij gevangengezet in Vilvoorde, waar hij zonder proces na tien jaar ontberingen en martelingen overlijdt. Zijn ideeën leven voort bij Syds Tjaerda en Karel Roorda, en hij wordt genoemd door Petrus Thaborita.
Tijdens zijn gevangenschap in Vilvoorde heeft hij Memoires geschreven in zes delen, waarvan in 1999 uit een nalatenschap van Corneille Stroobant de laatste bekend wordt: ‘Instructie voor syn kinderen’. De andere zijn ‘Boeck der Partijen’, ‘Articulen van Foeantwording’, ‘Instructie an syn wijff’, ‘Tractaat van sijner rekenscop’ en ‘Handel sedert 1520’. De vijf eerstgenoemde geschriften zijn uitgegeven door het Friesch Genootschap, (1830-)1849. Het boek is uitgegeven bij G.T.N. Suringar te Leeuwarden. In 1943 publiceert de nationaalsocialistische uitgeverij De Schouw een roman over zijn leven, ‘Heer Jancko Douwama van Oldeboorn’, van de hand van de Friese dominee Steffen Bartstra.
Het Kruis- of Doumaleen, sinds 1990 een stichting, beheert het leen, dat in elk geval al sinds 1520 begeven wordt door de eigenaar van de Doumastate. Volgens de stichting is er nog in 1648 een familieband tussen de familie Douwama en het leen.
Na de dood van Jancko (1529) en Teth (1559 of later) komt de borg op den duur in handen van hun zoon Douwe, overleden 1571 of later, die zich 'van Douwema' noemt, maar later verhuist naar elders. Zijn dochter Tet Douwema gaat vervolgens samen met de Friese hoofdeling Sytz van Botnia op de Luursemaheerd wonen.
In 1610 raakt deze Tet in conflict met Meit Hoendrix, de weduwe van Jebbo Aldringa van de Aldringaborg, de grote borg van Feerwerd. De eigenaren van beide borgen kunnen in de 17e eeuw niet goed met elkaar overweg. Het geschil draait over het feit dat Tet glazen in de kerk van Feerwerd heeft gezet waarop staat dat zij de erfvrouwe van Feerwerd zou zijn en Tet het er onder andere niet mee eens is dat Jebbo en Meits' zoon Popco Aldringa zich hoofdeling van Feerwerd noem. Het geschil wordt door de Hoofdmannenkamer beschouwd als iets wat ze onderling moeten verdragen als 'goede ehrlevende luiden'.
Na de dood van Tet erf haar zoon Sijts van Botnia, die naar zijn vader is vernoemd, met zijn vrouw Elisabeth Alberda in 1620 de borg. Na zijn dood hertrouwt Elisabeth in 1638 met professor William Makdowell.
Gezicht op de steilrand aan noordzijde van de dubbelwierde van Feerwerd. Foto: Marco Roepers, 26 juni 2010. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported licentie.
In 1645 ontstaat een nieuw conflict als professor Makdowell, die zich 'principaelste collator ende hovelinge tot Feerwert' noemt, de eigenaar van de Aldringaborg er bij de hoge justitiekamer van beschuldigt het uurwerk met de wapens van de kleine borg van de kerk te hebben gesloopt en in plaats daarvan een nieuw uurwerk met zijn eigen wapens te hebben geplaatst. Er zijn in die tijd echter geen hoofdmannen beschikbaar voor een rechtszaak, waardoor het conflict niet wordt opgelost. Als de eigenaar van de Aldringaborg echter in 1658 overlijdt en deze publiek wordt verkocht grijpen de eigenaren van de Luursemaheerd echter hun kans. De borg wordt voor 540 carolusgulden per gras verkocht aan Agnes van Bassen, de weduwe van Derck Alberda, die weer een broer is van Elisabeth Alberda. Daarmee zijn beide borgen in dezelfde familie gekomen. Rond 1667 woont Reint Alberda, de zoon van Derck Alberda en Agnes van Bassen, op de kleine borg en zijn moeder Agnes op de grote borg.
In 1696 sterft Reint Alberda echter, waarop zijn schuldeisers de beide borgen een jaar later laten verkopen. Tot de Luursemaheerd behoren dan een appelhof, vier rechten, een grafkelder en herenbank in de kerk en 30 grazen land. Schrijver Valerius Elema koopt de borg voor 4000 carolusgulden, maar verkoopt het in 1699 alweer door aan Egbert Alexander Rengers van Sleebach en Sophia van der Molen uit Nijmegen, die er waarschijnlijk niet hebben gewoond. In 1701 'verpachtten' zij de borg voor 4350 gulden aan de familie Lewe uit Aduard, die in 1710 de rechten van de borg doorverkoopt aan Johan Willem Ripperda. Daarmee is het lot van de borg bezegeld. Nog vóór 1713 moet deze zijn gesloopt. Dit gebeurt zo grondig dat er geen sporen van bewaard zijn gebleven. Met het afgraven van de zuidelijke wierde van Feerwerd zijn ook de resterende sporen verdwenen.
‘Aenkomstbrief’
Bij het Drents Archief[1] treffen we nog het volgende aan: "Aenkomstbrieven van de halve plaats tot Feerwert, Luirsema heerd, door Willem Hylkes en vrou gebruikt". “Nu Waling Jacobs". – “No. 17". – “Eenigee stukken betrekkelyk den koop van luursema, 27 sept. 1853 van Eekhout “gekregen". Acte van overdracht door Lubina Johanna van Oostbroek, bijgestaan door haar echtgenoot den ontvanger Julianus Huisinga, c. s. aan A. H. van Swinderen, gecommiteerde ter provinciale rekenkamer, Johanna de Mereese van de halve plaats Luirsema te Feerwerd, onder beklemming (onder hare behuizing) in gebruik bij Trijntie Roelefs, 22 maart 7 mei 1764. met daarbij behoorende stukken. Het zal hierbij gaan om de boerderij die bij of of de borgstee heeft gestaan".
Grafsteen van Sicke 'Luersumma' in de kerk van Feerwerd
Hij overlijdt op 1 mei 1493. Zijn graf bevindt zich in het koor van de kerk. Het randschrift luidt:
ANNO DOMINI DUSENT CCCC ENDE XCIII OP MEYDACH DO STAERFF SALIGHE SICKE LUERSUMMA.
BIDDET VOER DIE SIELE PR.
Typografie: Gotisch schrift, letter verdiept en verheven. Hardstenen zerk, formaat (l x b) 170 x 85cm. Foto: 7 november 2013, bron: SOGK.
Iconografie:
Op het middenvak van de steen een heel groot schuingeplaatste helm met eronder een schuingeplaats schild met een klimmende leeuw met gespleten staart. In de hoeken van de zerk vier kleine cartouches met afbeeldingen[2] (bron: GDW).
Grafsteen van Sicke 'Luersumma' in de kerk van Feerwerd. Foto: ©Jur Kuipers.
Noten:
1. Drents Archief, 0583 Catalogus van de boekerij mr. L. Oldenhuis Gratema, 1370-1887, 163a-163e.
2. GDW, Groninger Gedenkwaardigeheden.
Bronnen, referenties en literatuur
-
W.J. Formsma, De Ommelander Borgen en Steenhuizen
- RHC GA, Groninger Archieven
- SOGK, Stichting Oude Groninger Kerken.
- Drents Archief, Assen